Specialisten in Stamrecht BV’s

Gouden handdruk belastbaar in jaar van ontvangst

Advocaat-Generaal 12 april 2011, nr. 2010/02319
X is in 1996 ontslagen. Er start een ontslagprocedure die op 26 oktober 2001 wordt afgerond. X heeft recht op een gouden handdruk. Over de hoogte van de gouden handdruk bereiken X en zijn werkgever in 2002 overeenstemming. Op 4 december 2003 geeft X aan zijn werkgever door wat er met de gouden handdruk moet gebeuren. Hij wil de gouden handdruk in een keer ontvangen. In januari 2004 maakt de werkgever de gouden handdruk over onder inhouding van loonheffing.

Bij zijn belastingaangifte over 2004 noemt X de ontvangst van de gouden handdruk niet. De belastinginspecteur corrigeert daarom de aangifte. X is het hier niet mee eens en gaat in beroep. Bij Rechtbank Den Haag krijgt X gelijk, maar in het daarop volgende hoger beroep krijgt de inspecteur gelijk. Hierop gaat X in cassatie. In cassatie concludeert de Advocaat-Generaal (A-G) in het voordeel van de inspecteur. Omdat pas op 4 december 2003 bekend was dat X het geld in een keer wilde ontvangen en de werkgever redelijkerwijs niet eerder kon uitkeren dan in 2004, is de uitkering in 2004 belast.

Belang voor de praktijk
Een ontslagprocedure kan veel tijd in beslag nemen. Het kan dan lang duren voordat wordt vastgesteld of de werknemer recht heeft op een gouden handdruk en zo ja, wat de hoogte is van de gouden handdruk. Staat de hoogte van de gouden handdruk vast, dan moet de werknemer nog beslissen wat hij met de gouden handdruk wil doen. Hij kan ervoor kiezen de gouden handdruk (deels) in een keer te genieten of (deels) om te zetten in een periodieke uitkering. Voor het maken van deze keuze wordt de werknemer een redelijke termijn gegeven. Deze redelijke termijn is vastgesteld op zes maanden. Heeft de werknemer meer tijd nodig, dan kan hij bij de belastinginspecteur verzoeken om uitstel van de redelijke termijn. In deze uitspraak stond de redelijke termijn niet ter discussie, zodat daarop niet is ingegaan.

Heeft de werknemer een keuze gemaakt en heeft hij, zoals in dit geval, gekozen voor een uitkering ineens, dan moet de werkgever de gouden handdruk onder inhouding van loonheffing uitkeren aan de werknemer. Zoals uit deze zaak volgt, vindt de uitkering niet altijd direct plaats zodra het verzoek van de werknemer binnen is. Ook de werkgever heeft tijd nodig om de uitkering van de gouden handdruk te kunnen verwerken. De A-G heeft dan ook geconcludeerd dat een gouden handdruk pas belastbaar is als de werkgever in staat is de uitkering te doen.

De Hoge Raad moet nog een uitspraak doen in deze zaak. De uitslag van deze zaak staat dus nog niet vast. Vaak volgt de Hoge Raad de conclusie van de A-G

Bron FJA van NN

< terug