Een stamrecht is een recht op toekomstige periodieke uitkeringen. Het wordt in de praktijk onder meer gebruikt om een ontslagvergoeding in de tijd uit te smeren. Onder voorwaarden is op grond van de stamrechtvrijstelling niet het stamrecht zelf belast maar de daaruit voortvloeiende uitkeringen. De stamrechtvrijstelling is onder meer van toepassing als het stamrecht voldoet aan de wettelijke voorwaarde dat het stamrecht dient ter vervanging van gederfd of te derven loon. De uitvoering van stamrechten -waarbij de aanspraken op een stamrecht vrijgesteld zijn en de uitkeringen belast- is strikt beperkt tot een bepaalde kring van toegelaten verzekeraars. De wettelijke regeling voor stamrechten wijst voor de kring van toegelaten verzekeraars grotendeels naar de toegelaten verzekeraars van pensioenen. Tot de toegelaten verzekeraars van stamrechten behoren:
Het is onder voorwaarden ook mogelijk om de ontslaguitkering in een eigen stamrecht-BV onder te brengen. Dit heeft als voordeel dat het bruto bedrag van de eenmalige uitkering in de BV beschikbaar komt voor bijvoorbeeld de financiering van een nieuwe onderneming van de ontslagen werknemer. Bij overdracht aan een stamrecht-BV is de uitkering in fiscale zin niet genoten, civielrechtelijk kan dat anders liggen. Illustratief hierbij is een uitspraak van de civiele kamer van Hof Den Haag. De uitspraak betrof de vermogensrechtelijke afwikkeling van een in 2008 ontbonden huwelijk dat onder huwelijkse voorwaarden was gesloten.
Het hof moest zich uitspreken over de vraag of de in 2004 in een stamrecht-BV ondergebrachte ontslaguitkering moest worden aangemerkt als netto-inkomen dat volgens de overeengekomen huwelijkse voorwaarden in de verrekening moest worden betrokken. De huwelijkse voorwaarden bevatten onder meer de volgende passages: Onder netto-inkomen wordt in deze akte verstaan het belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet Inkomstenbelasting 1964, verminderd met de daarover verschuldigde inkomstenbelasting. Indien en voor zover een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winsten van een niet op zijn eigen naam uitgeoefend bedrijf hem rechtstreeks of onmiddellijk ten goede komen, worden die winsten geacht door hem te zijn genoten en worden zij na aftrek van hetgeen verschuldigd zou zijn aan inkomstenbelasting gerekend tot het netto-inkomen.
Het hof stelde vast dat de werkgever van de man de uitkering had gedaan tijdens het huwelijk. Indien de man de uitkering door zijn werkgever niet had laten storten in een door hem opgerichte stamrecht-BV en hij de uitkering direct had genoten, was er sprake geweest van inkomen in de zin van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964. Het hof was op basis van redelijke uitleg van de betreffende huwelijkse voorwaarden van oordeel dat de in de stamrecht-BV ondergebrachte ontslaguitkering kwalificeerde als netto-inkomen. De waarde van de aandelen van de stamrecht-BV op 1 februari 2004 (kennelijk de datum waarop de ontslaguitkering werd ontvangen) moet daarom in de verrekening worden betrokken. Daarbij moet nog wel rekening worden gehouden met de verplichtingen die de stamrecht-BV heeft tegenover de man en ook met mogelijke fiscale claims. Het hof gaf aan dat een deskundige de waarde van de aandelen op 1 februari 2004 gaat bepalen.
Bron: Hof Den Haag, 9-12-2009, nr. 200.027.151/01 (gepubliceerd 29-6-2010).