Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever heeft voorzien en aanvaard dat toepassing van het waarderingsvoorschrift voor stamrechtverplichtingen een (belaste) vrijval tot gevolg kan hebben.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat er rechtens geen afdwingbare overeenkomst tot stand is gekomen tussen Y en A. Er is wel sprake van een natuurlijke verbintenis. Y heeft recht op een uitkering van € 55.072 per jaar.
De Hoge Raad heeft op 28 februari 2020 uitspraak gedaan of een door de aandeelhouder-stamrechtgenieter aan zijn stamrecht-bv verstrekte lening kwalificeert als een tbs-vordering die afgewaardeerd kan worden.
In verband met het beëindigen van zijn dienstverband per 1 december 2006 kreeg X van zijn werkgever een ontslagvergoeding van € 190.000. Zijn werkgever stortte dit bedrag in een door X hiervoor opgerichte stamrecht-BV Y.