Man en vrouw zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden. In het kader van de echtscheiding twisten zij over de vraag of het goudenhanddrukstamrecht van de man onder het te verrekenen vermogen valt.
Ook in het belastingplan 2019 wordt niet gerept over de mogelijkheid die er is om met behulp van een Spaargeld BV te besparen op de Box 3 heffing.
Her gerechtshof Den Bosch heeft zich in 2017 gebogen over de vraag of een stamrechtuitkering die niet wordt uitgekeerd, maar wordt bijgeschreven op de vordering op een B.V. in fiscale zin wel of niet is ‘genoten’. Het hof deed op 7 september 2017 uitspraak in die zaak (BK 16/03590 en 16/03591). Onlangs heeft de Hoge Raad zich ook uitgelaten over de zaak. Belanghebbende B had tegen de uitspraak van het hof namelijk beroep in cassatie ingesteld.
Op 24 april 2018 heeft het verwijzingshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan (nr. 17/00591) in een procedure waarbij volgens onderdeel 3 van de uitspraak (Het geschil) in geschil was of de heffing over de lijfrente-uitkering op grond van het Belastingverdrag tussen Nederland en de VS is toegewezen aan de VS of aan Nederland. Uit de feiten blijkt dat het niet gaat om een lijfrente-uitkering maar om een (loon)stamrechtuitkering.
Een man laat lijfrentekapitaal overboeken naar de eigen stamrecht-BV. Omdat die BV geen toegelaten uitvoerder is, wordt het lijfrentekapitaal belast. Het koersverlies dat de BV na de overdracht op de beleggingen realiseert, leidt niet tot belastingvermindering.
Een man laat lijfrentekapitaal overboeken naar de eigen stamrecht-BV. Omdat die BV geen toegelaten uitvoerder is, wordt het lijfrentekapitaal belast. Het koersverlies dat de BV na de overdracht op de beleggingen realiseert, leidt niet tot belastingvermindering.