Hof Amsterdam heeft op 31 januari 2019 uitspraak gedaan of het door een stamrecht-bv aan de DGA uitlenen van de aanwezige middelen een afkoop van het stamrecht tot gevolg heeft.
Hantering van een verplichte rekenrente van 4% bij de waardering van een stamrechtverplichting is in strijd met het realiteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel. Deze waardering leidt er namelijk toe dat een ongerealiseerde winst wordt genomen. Echter de wettelijk voorgeschreven waardering zet goedkoopmansgebruik opzij.
Een man die in 2013 is ontslagen en het jaar erop een schadevergoeding kreeg wegens kennelijk onredelijk ontslag, heeft geen recht op een stamrechtvrijstelling voor die vergoeding. De hoogte ervan stond eind 2013 namelijk nog niet vast, oordeelt de Hoge Raad.
Eiser heeft in 2012 een verzoek gedaan tot toepassing van de stamrechtvrijstelling. In datzelfde jaar maakt hij het vrijgestelde bedrag over van de stamrecht-bv naar zijn privérekening waardoor hij niet aan de voorwaarden voldoet. Verweerder legt een navorderingsaanslag IB 2012 op met boete en belastingrente. In geschil zijn de boete en de belastingrente.