Een man laat lijfrentekapitaal overboeken naar de eigen stamrecht-BV. Omdat die BV geen toegelaten uitvoerder is, wordt het lijfrentekapitaal belast. Het koersverlies dat de BV na de overdracht op de beleggingen realiseert, leidt niet tot belastingvermindering.
Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:128
Op 1 oktober 2008 komt een nieuw regime lijfrenteverzekering tot uitkering. Vanwege de ongunstige ontwikkelingen op de financiële markten durft de man het niet aan een lijfrente aan te kopen bij een verzekeraar. Hij laat het lijfrentekapitaal van € 86.856,78 overboeken naar zijn in 2006 opgerichte stamrecht-BV. De BV belegt het ontvangen lijfrentekapitaal in participaties Robeco en Rolinco. Op 19 september 2008 stuurde de man een brief aan de Belastingdienst met het verzoek goed te keuren dat de stamrecht-BV de lijfrenteverplichting mag uitvoeren. De man krijgt pas op 26 november 2008 een afwijzend antwoord. De inspecteur beschouwt de overdracht naar een niet-toegelaten uitvoerder als afkoop. Inmiddels zijn de beleggingen van de BV met € 20.150 in waarde gedaald. De man is van mening dat het koersverlies is te wijten aan de trage beantwoording door de Belastingdienst en moet leiden tot vermindering van de inkomstenbelasting. Zowel de rechtbank als het hof zijn het daar niet mee eens. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Omdat de stamrecht-BV geen toegelaten uitvoerder is voor een nieuw regime lijfrente, wordt het lijfrentekapitaal op het moment van overdracht in de heffing betrokken op grond van artikel 3.133, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel d Wet IB 2001. Dat de BV vervolgens door herbelegging verlies lijdt, brengt daarin geen verandering.
Nadat het lijfrentekapitaal tot uitkering is gekomen, staat de weg open om te gaan shoppen. In artikel 3.126 Wet IB 2001 staat met zoveel woorden aangegeven welke uitvoerders in aanmerking komen om een lijfrente aan te bieden. Er kan onder meer een lijfrente worden aangekocht bij een verzekeraar, een bank, een beleggingsonderneming of een beleggingsinstelling. Een eigen BV (zoals een stamrecht-BV of een pensioen-BV) kwalificeert in beginsel niet als zodanig. Toch zien we in de praktijk nog wel eens dat lijfrenten zijn verzekerd bij de eigen BV. Dit zijn feitelijk de uitzonderingen. Zo is het mogelijk een lijfrente te bedingen bij de eigen BV als de lijfrente is bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van een (gedeelte van een) onderneming. Tot 2001 was het mogelijk een saldolijfrente te bedingen bij de eigen BV. En nog verder terug in de tijd: in het tijdperk van vóór de Brede herwaardering was het mogelijk een lijfrente te bedingen bij de eigen BV als aan de voorwaarden van artikel 80c Wet op de inkomstenbelasting 1964 voldaan werd.