Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat er sprake is van een onzakelijke lening, omdat er geen reële zekerheden zijn bedongen. De inspecteur heeft dan ook terecht vastgesteld dat A direct de beschikking had over de gelden die bestemd waren voor het stamrecht.
A brengt een stamrecht van € 130.000 onder in belanghebbende, X bv. X bv is een stamrecht-bv en is op 14 september 2011 opgericht. Tussen 5 oktober 2011 en 12 oktober 2011 leent X bv € 130.000 uit aan A. Naar aanleiding van een onderzoek, wijst de inspecteur er op dat een geldleningsovereenkomst moet worden opgemaakt. X bv en A stellen vervolgens een overeenkomst op. Hierbij wordt een positieve/negatieve hypotheekverklaring opgenomen voor de woning van A. Op de woning rust een hypotheek van € 405.000, en de WOZ-waarde 2012 is € 372.000. De inspecteur legt een naheffingsaanslag loonheffingen op, en brengt revisierente in rekening. Volgens de inspecteur is er namelijk sprake van afkoop van het stamrecht.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat er sprake is van een onzakelijke lening, omdat er geen reële zekerheden zijn bedongen. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur dan ook terecht vastgesteld dat A direct de beschikking had over de gelden die bestemd waren voor het stamrecht, en de aanspraak terecht tot het loon uit vroegere dienstbetrekking van A gerekend. De rechtbank merkt ten aanzien van de revisierente nog wel op dat deze ten onrechte in rekening is gebracht, aangezien er sprake is van een (naheffings)aanslag LB, en niet IB.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30i