Hof Den Haag 21 mei 2010, nr. 2009/00471
De arbeidsovereenkomst tussen A en zijn ex-werkgever wordt ontbonden. In verband daarmee wordt een bedrag van € 55.000 gestort op de rekening van stamrecht-BV X. Voordat de stamrechtovereenkomst tussen A en BV X is getekend worden de gelden uit de BV al overgeboekt naar privé-rekeningen van A. In geschil is de vraag of A over de ontslagvergoeding heeft beschikt. BV X stelt zich op het standpunt dat de overboekingen naar privé hebben plaatsgevonden in het kader van een geldlening tussen BV X en A en dat A daarom niet over de ontslagvergoeding heeft beschikt. De inspecteur bestrijdt de stelling dat sprake is van een geldlening, want:
Op grond van het bovenstaande meent de inspecteur dat A met de overboekingen de beschikkingsmacht over de gelden heeft gekregen en de ontslagvergoeding daarom in één keer tot zijn inkomen moet worden gerekend. Het hof is het met de inspecteur eens: de feiten wijzen erop dat A voor eigen doeleinden heeft beschikt over de gelden uit BV X.
Belang voor de praktijk
In principe staat het de stamrecht-BV vrij om haar vermogen te beleggen op een naar eigen inzicht te bepalen wijze. In tegenstelling tot de regelgeving zoals die tot ongeveer halverwege de jaren negentig gold, gelden er ten aanzien van het beleggingsbeleid van de stamrecht-BV geen door de fiscus opgelegde beperkingen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de stamrecht-BV (een deel van) haar geld in de vorm van een persoonlijke lening aan de DGA verstrekt. Wel moet de overeenkomst die aan de geldlening ten grondslag ligt op zakelijke basis bepaald zijn. Zo moeten er zakelijke afspraken worden gemaakt over de rentevergoeding, maar ook over aflossingen en opeisbaarheid om te voorkomen dat de ontslagvergoeding alsnog in één keer tot het belaste inkomen van de DGA wordt gerekend.