Een man heeft in juni 2001 voor 396.000 euro een in dat jaar gebouwd huis in Spanje gekocht. Eind februari 2002 heeft hij zijn dienstbetrekking bij een bedrijf beëindigd waarbij hem een aanspraak op een periodieke uitkering is toegezegd met een waarde van 1.361.340,65 euro. Hij heeft bedongen dat het stamrecht werd ondergebracht bij een in april 2002 opgerichte BV waarvan hij dga is. De activiteiten van deze BV bestaan uit het beheren van het stamrecht en van de woning in Spanje. De BV heeft de woning eind 2002 van de man gekocht voor 725.000 euro. Tevens betaalde de BV 50.000 euro voor aanwezige inventaris. Na de verkoop is de man in de woning blijven wonen zonder hiervoor huur te betalen. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat de BV de woning voor een onzakelijke prijs heeft gekocht met als uitsluitend oogmerk de dga te bevoordelen. Volgens de inspecteur heeft hij door deze bevoordeling de beschikking gekregen over een deel van het stamrecht, waarmee het stamrecht geacht wordt in zijn geheel te zijn afgekocht. Op grond hiervan heeft de inspecteur een navorderingsaanslag opgelegd.
Rechtbank Haarlem (nr. 10/176, LJN BR6767) achtte geen sprake van een afkoop omdat de inspecteur onweersproken had gesteld dat de stamrechtovereenkomst die voor de totstandkoming van de BV is gesloten, uitdrukkelijk noch stilzwijgend is bekrachtigd. De navorderingsaanslag verviel dus voor het deel dat op de gestelde afkoop betrekking heeft. De Rechtbank bevestigde dat de BV bij de aankoop van de woning en inventaris een onzakelijke prijs heeft betaald waarmee zij de dga in zijn hoedanigheid van aandeelhouder heeft bevoordeeld.
Hof Amsterdam concludeert dat op de balans van de stamrecht-BV de toegekende ontslagvergoeding, in afwijking van de stamrechtovereenkomst niet volledig, als stamrechtverplichting is opgenomen. Het desbetreffende verschil (€ 225.000) vormt voor belanghebbende inkomen uit werk en woning. Voorts heeft belanghebbende voor een te hoge prijs een woning en inventaris aan de stamrecht-BV verkocht. Het verschil tussen de overeengekomen prijs en de werkelijke waarde van woning en inventaris vormt voor belanghebbende inkomen uit aanmerkelijk belang. Deze transacties leiden niet tot een afkoop van de stamrechtverplichting.