Hoewel het niet meer mogelijk is om ontslagvergoedingen fiscaal voordelig in te brengen in een stamrecht-bv, geldt nog wel overgangsrecht voor gevallen die al bestonden op 1 januari 2014. Uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland blijkt dat geen sprake is van een stamrecht-bv als de bv is gebruikt als doorgeefluik.
Een man had een bv opgericht waarin zijn voormalige werkgever een ontslagvergoeding stortte van ruim € 230.000 zonder inhouding van loonheffing. Binnen een week stortte de bv € 40.000 op de privérekening van de man. Begin 2007 sloten de man en zijn echtgenote een overeenkomst met de bv met betrekking tot het financieren van investeringen. Later dat jaar betaalde de bv de aankoop van twee auto’s. In 2009 financierde de bv de kosten van diverse werkzaamheden aan de eigen woning van het echtpaar. Zowel de Belastingdienst als de rechtbank vond dat de bv door deze handelingen niet kwalificeerde als een stamrecht-bv. De bv beheerde immers geen stamrecht om zo de man bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd te voorzien van een periodieke uitkering. Dat deze doelstelling wel in de statuten was opgenomen, was onvoldoende om van de bv een stamrecht-bv te maken. De fiscus mocht daarom de loonheffingen over de ontslagvergoeding navorderen bij de ex-werknemer. Overigens mogen stamrecht-bv’s in 2014 wel de waarde van de aanspraak uitkeren zonder dat dit leidt tot een sanctie. Onder voorwaarden is zelfs maar 80% van deze vrijval belast.
Wet: artikel 39f LB 1964 en artikelen 11, eerste lid, onderdeel g en 19a, eerste lid, onderdeel d en tweede lid LB 1964 per 31 december 2013 (overgangsrecht)
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 18 maart 2014 (gepubliceerd 23 april 2014)