Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat Nederland heffingsbevoegd is over de uitkering van een stamrechtkapitaal. De rechtbank acht het niet van belang dat de man jarenlang in de Verenigde Staten heeft gewerkt.
Rechtbank Noord-Holland 6 april 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:2600
Een manager werkt jarenlang in de Verenigde Staten voor zijn werkgever. In 2011 wordt hij ontslagen. In de ontslagprocedure wordt hij eerst overgeplaatst naar een Nederlandse BV. Van deze BV ontvangt hij een ontslagvergoeding. Hiervoor bedingt hij een stamrecht bij een eigen BV. In 2014 laat hij het stamrecht door zijn BV ineens uitkeren. De inspecteur van de Belastingdienst stelt dat de afkoopsom in Nederland belast is. De man is het daar niet mee eens. De ontslagvergoeding houdt immers ook verband met het arbeidsverleden in de Verenigde Staten. Hij gaat in beroep bij de Rechtbank Noord-Holland. De rechtbank is het echter met de inspecteur eens. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van een zuiver nationale situatie. De uitkering is gedaan door een in Nederland gevestigde inhoudingsplichtige en de man is gewoon een inwoner van Nederland. Daardoor is het belastingverdrag met de Verenigde Staten niet van toepassing. Dat de man jarenlang in de Verenigde Staten heeft gewerkt vindt de rechtbank niet van belang. De rechtbank verwerpt het beroep.
De fiscale faciliteit van het goudenhanddrukstamrecht is met ingang van 1 januari 2014 afgeschaft. Sindsdien kunnen geen nieuwe goudenhanddrukstamrechten meer ontstaan. Voor bestaande goudenhanddrukstamrechten is overgangsrecht getroffen. Die kunnen worden afgewikkeld conform de indertijd geldende wetgeving. Wel gelden er sindsdien op een aantal punten soepelere regels:
In 2014 gold de zogeheten 80%-regeling voor goudenhanddrukstamrechten. Bij afkoop van de gehele aanspraak werd 80% ervan in de heffing betrokken. De andere 20% kon onbelast worden genoten. Die regeling gold alleen voor dat jaar. Bij afkoop na 2014 wordt de gehele aanspraak belast.